1975, een zondagmiddag in Maastricht. De andere gezinsleden zijn de deur uit dus heb ik het rijk alleen. Ik zet de televisie aan, schakel naar das Zweites Deutsches Fernsehen, en het eerste wat ik zie zijn vier langharige muzikanten die, deels met ontbloot bovenlijf, in de volle zon staan te spelen in wat lijkt op de ruïne van een arena uit de oudheid. Er is geen publiek, alleen wat cameramensen. Wat ik hoor fascineert meteen: dromerig, sfeervol en, om een frisdrankreclame uit die tijd te citeren: ‘een beetje vreemd maar wel lekker’. Gaandeweg wordt de muziek harder en ritmischer, en de gitarist begint gierende partijen te spelen. Dan gaat de camera naar achteren, om de muzikanten van tussen hun versterkers te registeren, en ik lees daarop: Pink Floyd London. Aha! denk ik, dat is die band waar ze het op school vaak over hebben. Hun nieuwe plaat, Wish You Were Here, is net uit en schijnt een sensatie te zijn. (Die staat dan ook op mijn verlanglijst, maar ik moet nog een of twee keer folders rondbrengen wil ik hem kunnen aanschaffen…) De film houdt me aan het scherm gekluisterd. Zo nu en dan zie ik de muzikanten tussen de rotsen lopen in wat, zo lees ik later, het vulkanische landschap rondom de Vesuvius blijkt te zijn. De muziek blijft continue spannend: een oerschreeuw klinkt, er wordt op een gong gebeukt, rare piepjes en allerlei geluiden die ik niet kan thuisbrengen. Dit is GOED!
Pink Floyd at Pompeii was voor mijn toen veertienjarige ik niets minder dan een openbaring. En wellicht de start van een levenslange voorkeur voor muziek die net buiten de lijntjes kleurt. Pink Floyd zou intussen een échte ‘arena-band’ worden en mijns inziens steeds minder interessant (in die periode waarin ze in Pompeii speelden waren ze toch echt op hun best.) Ik luister er nog maar zelden naar.
2025, een zondagmiddag in Amsterdam. Pink Floyd at Pompeii draait, met naar verluidt opgepoetste beelden en opnieuw gemixt geluid, in de studentenbioscoop in de buurt. En daar staan ze weer in de hete Zuid-Italiaanse zon, vier jonge muzikanten behept met een gezonde dosis experimenteerzucht en voldoende apparatuur om flink loos te gaan. De beelden zijn inderdaad haarscherp, maar het is vooral het harde en heldere geluid dat imponeert: het is alsof ik midden tussen de muzikanten sta, zo ‘dichtbij’ klinkt alles. De drums knallen, de bas dreunt, de ‘psychedelische’ orgeleffecten doen de handen soms voor de oren slaan. De film is niet perfect: de montage is af en toe sloom, niet iedere muzikant is evenveel in beeld en de later gemaakte opnames in de Abbey Road Studios zijn hinderlijke onderbrekingen van de flow van het concert. Toch ben ik weer onder de indruk. Dit blijft een unieke concertfilm. Dit blijft GOED!
(een bericht van John)