(voor deel 3 klik hier)
12. Een beetje een zorgenkindje was het werk van Veerle Thoben. Veerle filmde in de zomer het zonlicht dat op een specifieke plek tussen zachtjes bewegende boomblaadjes door op de stoep viel – en projecteerde het resultaat op dezelfde plek weer terug. Helaas werkte de omgeving niet altijd mee: soms stond er een auto half over de stoep heen, dan weer had iemand er een berg asfalt (!) gestort. In de aanpalende kantoren werd af en toe overgewerkt – met enige lichtvervuiling tot gevolg. Kortom: dit poëtische werk verdiende een betere locatie – en dat mogen we onszelf aanrekenen.
13. Gelukkig kwam Veerles tweede werk veel beter uit de verf. Op het grofpixelige videoscherm van het Metis College toonde zij enorm uitvergrootte lichtvlekjes op water, geabstraheerd en van minuscule randjes kleur voorzien, maar nog steeds 100% herkenbaar in hun beweging. Dat scherm, zo weten we van vorig jaar, is enorm fel en werkt in feite als een krachtige lamp – waardoor de schittering van die van zichzelf zo iele vlekjes zich uitstrekte over de bebouwing ertegenover.
14. In de dakconstructie van de muziekkoepel plaatste Peter Vink een aantal blacklight-blauwe lasers en richtte die naar het dak van de fraaie ‘Koninklijke Entree’ van het Tropeninstituut, minstens 150 (!) meter verderop. Over die afstand veranderde het laserlicht geleidelijk van snijdend scherpe lijnen in een heel zacht, omfloerst licht – en van een halve cirkel (zijnde een vormelement in de koepel) in een omgedraaide V (de vorm van het dak.) De lichtlijnen liepen precies parallel aan een daaronder gelegen voetpad, waardoor de installatie in feite drie (waarvan twee heel beeldbepalende) architectonische elementen met elkaar verbond.
15. We waren erg blij met de tentoonstelling-in-een-tentoonstelling Achterlicht die kunstenaarscollectief Dappie liet zien in de achtertuin en de kelder van het voormalig Ontleedkundig Laboratorium aan de noordkant van het park. Het gebodene, ook voor ons tot het laatste moment een verrassing, bleek dankzij het gebruik van minimalistische, witte lichtbronnen prima aan te sluiten bij de kunstwerken in de rest van het park. Maar dan wel een stuk ruiger, zoals de berg bouwpuin waaruit enkele koppen van straatlantaarns staken. Of de metershoge houten constructies, eveneens voorzien van straatverlichting (we hebben maar niet gevraagd waar dat spul vandaan kwam.) Een stuk verfijnder was dan weer de ‘babylonische opgraving’ in de kelder, gebaseerd op beschadigingen in de vloer en daarbij losgekomen tegeltjes – en voorzien van een lichtelijk surrealistische legenda.
De tweede reden dat we blij waren met deze aanvulling zat ‘m in de locatie. De jaren ’80 herleefden kortstondig op deze fijne, alternatieve rafelrand – zo’n plek zoals Amsterdam er ooit veel had (zoals ons oude, dierbare Polderweggebied) maar die inmiddels stuk voor stuk zijn opgeofferd aan gentrification en het zoveelste hotel. Een beetje een kraaksfeertje dus – en dankzij de regelmatige optredens van eenmansband Burger Service, een kampvuurtje en een koelkast vol koude biertjes was het een uitstekende halteplaats.
(Op de foto bovenaan het werk van Veerle Thoben, onderin resp. dat van Peter Vink en een stukje van Dappies Achterlicht. De foto’s in deze terugblik zijn geplukt van de facebook-pagina’s van de kunstenaars en bezoekers – waarvoor bij deze dank – of door onszelf gemaakt.)