mama dada

La merde | la merde | la merde | la mère | de la mère | de la mère | de la mère…

Een decor ontbreekt. In de kale ruimte liggen enkel wat losse kledingstukken en andere attributen. Dat sluit goed aan bij het armoedige bestaan van ‘dada-barones’ Elsa von Freytag-Loringhoven, die begin 20ste eeuw kunst maakte met wat ze toevallig vond op de straten van New York. Actrice Elvis de Launey begint Mama Dada met de waarschuwing dat met een aanslag is gedreigd en dat wie nu nog weg wil, zijn geld terug kan krijgen. Niemand staat op, maar enig ongemak in de zaal is voelbaar en het is duidelijk: dit wordt een ontregelende en onvoorspelbare voorstelling. Nadat De Launay het een en ander aan biografische feiten over Von Freytag heeft opgedist, kruipt ze in de huid van haar protagoniste. Een ont-/verkleedpartij volgt, gedichten worden voorgedragen (gedichten die uit klanken of uit schijnbaar losse woordcombinaties bestaan, als gearrangeerde objets trouvées), een flard muziek klinkt, een dildo vliegt in het rond en hond Pinky krijgt iets lekkers (want ja, er bevindt zich ook een hond op toneel.) De Launey/Von Freytag switcht van verleidelijk naar boos, van verdrietig naar strijdlustig, Marcel Duchamp krijgt een veeg uit de pan pispot, kunstcritici worden met hoon overladen en er volgt nog maar zo’n onnavolgbaar gedicht. Gaandeweg wordt Von Freytags gedachtenstroom te warrig om nog te volgen, maar haar ik-wil-kunst-maken-omdat-ik-niet-anders-kán!-oerdrift blijft tot op het laatst overeind.

Mama Dada | tekst en regie Ludwig Bindervoet | kostuums Carmen Schabracq | gezien in Theater Bellevue, Amsterdam | foto boven Elvis de Launey door Sanne Peper | hieronder de echte Elsa in 1915, fotograaf onbekend

La storia della baronessa Elsa von Freytag-Loringhoven