Dat de Dood en de Lach een goed span vormen weet striptekenaar Peter de Wit als geen ander. In uitvaartmuseum Tot Zover toont hij een vijftigtal cartoons waarin het onherroepelijke einde, en wat daar zoal bij komt kijken, op al dan niet komische wijze wordt gerelativeerd. Voorafgaand aan een rondleiding door zijn tentoonstelling Doodleuk had Peter tijd voor een paar vragen.
Tekst: John Prop | Tekeningen: Peter de Wit | Verschenen in Dwars door de Buurt, de buurtkrant van Amsterdam Oud-Oost
Hoe ben je in het tekenvak terechtgekomen?
Als kind zat ik altijd al te tekenen, en dat ging gewoon door op de middelbare school. Daarna heb ik met een vriend een stripblad opgericht, Striprofiel, waarvoor we bekende striptekenaars als Jan Kruis en Peter de Smet interviewden. Tussendoor keek ik stiekem de kunst van hen af. Zo leerde ik bijvoorbeeld dat een strippagina groot wordt getekend en daarna kleiner wordt afgedrukt. Dan ziet het er in het tijdschrift strak uit en je hoeft niet zo priegelig te tekenen. En zoals dat dan gaat, na een tijdje ploeteren wordt er iets van je gepubliceerd; in mijn geval was dat een cowboy-strip in de Eppo. Daarna volgde de Taptoe en van het een kwam het ander. Een grafische vakopleiding heb ik nooit gehad.
Je hanteert een zeer herkenbare tekenstijl, die vooral bekend is van je dagelijkse strip Sigmund in de Volkskrant. Hoe zou je die stijl zelf omschrijven?
Als heel simpel, heel grafisch, minimalistisch. Enigszins in de traditie van Amerikaanse krantenstrips zoals Peanuts of De Tovenaar van Fop. Een krantenstrip moet in pakweg drie seconden overkomen, niet te veel raadselen oproepen maar heel direct en doeltreffend zijn. Dat geldt ook voor de tekstjes erbij: hoe minder woorden hoe beter. Kort is goed.
De tekeningen in Tot Zover gaan allemaal over de dood. Hoe kwam deze serie tot stand?
Sigmund maak ik al dertig jaar lang, en altijd binnen hetzelfde stramien: twee of drie, soms vier plaatjes op klein formaat, altijd met hetzelfde soort pennetje. Ik voelde steeds meer de behoefte om daarnaast ook eens wat vrijer te gaan werken, met een kwast of een dikke stift, op grotere formaten en met lekker veel zwart. Uit een aantal spontane schetsen was een serie tekeningen over de dood ontstaan. Die bleken een goed uitgangspunt voor dat vrijere werk. Het begon met grappen over begrafenissen maar om er echt een serie van te maken kwamen er tekeningen bij over het sterfbed, het afscheid, de koffietafel, het testament enzovoorts. De dood is een uiterst dankbaar onderwerp: hij gaat gepaard met hevige emoties en is daarom zeer geschikt voor humor. En kan ik er als cartoonist veel mee doen. Ik blijk bovendien erg goed tranen te kunnen tekenen.
Voor een tentoonstelling over de dood ziet Doodleuk er opvallend levendig uit.
Ik ben blij met hoe het is geworden. Ze zeiden hier al meteen dat ze de tekeningen niet keurig in lijstjes naast elkaar wilden hangen. Het is een prettig afwisselend en speels geheel geworden, met grotere en kleinere prints en kleine schetsjes door elkaar. Ik ben er erg trots op.
De dood is geen vreemde in je werk: je maakt al 25 jaar cartoons voor Relevant, het magazine van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. Krijgen ze daar wel eens boze brieven van lezers die vinden dat het niet door de beugel kan wat je tekent?
In het begin wel. Niet alleen boze brieven maar ook heel wat opzeggingen. Maar net zoals een cartoonist altijd moet wennen aan het blad waar hij voor werkt, moeten de lezers wennen aan de cartoonist; dat was ook bij Sigmund het geval. Het is trouwens een opmerkelijk blad, dat Relevant: een oplage van meer dan 100.000, maar elk kwartaal is er weer een flink aantal abonnees weggevallen…
De tekeningen in Doodleuk zijn soms droogkomisch, soms hilarisch, maar soms ook pijnlijk. Zoals die prent van dat eenzame mannetje dat bij het graf van zijn partner staat en zegt: ‘Ik zou toch eerder gaan?’
Ja, dat is typisch zo’n zinnetje… dat je met je partner op de bank zit en dat een van de twee zegt: ik hoop dat ik eerder doodga dan jij, want jij bent sterker dan ik. Of dat een familielid zegt: als jij er straks niet meer bent dan wil ík dat schilderij wel. Of dat midden in een gesprek iemand vraagt: wil jij eigenlijk begraven of gecremeerd worden? Ik was een keer wat aan het googelen en kreeg een advertentie onder ogen voor grafkisten die in de aanbieding waren. Heel bizar. De dood is nooit ver weg, vroeg of laat krijgen we er allemaal mee te maken. Dat maakt de tekeningen herkenbaar voor iedereen.
Tenslotte: zou je jezelf als morbide beschrijven?
Nee hoor, helemaal niet. Ik vind ook niet dat het zwarte humor is wat ik maak. Er zitten wel wat harde of cynische grappen tussen maar het is zeker niet duister of dystopisch. Ik sta nog altijd elke ochtend vrolijk op. Uiteindelijk ben ik gewoon een grappenmaker, een gagman zoals ze dat in Amerika noemen: gooi er een kwartje in en er komt een grap uit.
Doodleuk van Peter de Wit, t/m 26 januari 2025 in museum Tot Zover op begraafplaats De Nieuwe Ooster, Amsterdam-Oost. Het gelijknamige boek, met nog veel meer tekeningen, is te koop bij de balie.