biënnale van venetië | 2. the unbelievable

Kedeng! Niet één maar twee forse musea – Palazzo Grassi en Punta Della Dogana – heeft het Britse enfant terrible Damien Hirst nodig voor de honderden, vaak absurd grote werken van marmer, brons, jade, goud en/of kristal die tezamen zijn tentoonstelling Treasures From The Wreck Of The Unbelievable vormen. Het verhaal wil dat het historische ‘vondsten’ betreft, afkomstig uit het wrak van het schip waarmee een extreem rijke ex-slaaf zo’n tweeduizend jaar geleden zijn enorme kunstcollectie over de Rode Zee vervoerde. De artefacten zijn in die twee millennia overwoekerd met kleurrijke koralen, schelpen en zeepokken. De expositie begint met een fraai geschoten videofilm waarin we duikers zien die de objecten voorzichtig uit zee vissen. Zo echt als dat filmmateriaal is – Hirst heeft daadwerkelijk een groot aantal objecten naar de zeebodem laten zinken – zo onecht ogen die objecten zélf: daarvoor zijn de kleuren te fris en te modern, en liggen de talrijke knipogen naar de kunstgeschiedenis en huidige beeldcultuur er te dik bovenop. Tegelijkertijd zit ‘m de lol van het project in het ontdekken en herkennen van al die referenties; die gaan van (om maar wat te noemen) Caravaggio’s Medusa en de Gedaanteverwisseling van Franz Kafka tot aan Mickey Mouse en Hirsts eigen haai aan toe. Het onmiskenbare vakmanschap en de krankzinnige kosten ten spijt moet Damien Hirst ontzettend veel plezier hebben gehad aan het bedenken en maken van deze buitenissige collectie über-kitsch. Wat de tentoonstelling uiteindelijk de das omdoet is de hoeveelheid. Zaal na zaal na zaal: het gáát maar door, nóg groter, nóg excessiever en uiteindelijk nóg banaler. Het effect is dat van een smakelijke maar veel te overvloedige maaltijd: er komt onherroepelijk een moment dat het gaat tegenstaan.

In de schaduw van Palazzo Grassi staat een kleine kerk, de Chiesa di San Samuele. Daar toont de Zuidafrikaans beeldhouwer Evan Penny razendknappe, van siliconen gemaakte sculpturen. Het betreft bustes, een ‘compositie’ van armen en benen en een driedimensionale versie van Het Lichaam Van Christus In Het Graf van Hans Holbein de Jongere uit 1521. De beelden zijn stuk voor stuk volledig uit proportie: veel te groot of, in het geval van Holbeins Christus, extreem uitgerekt – en toch ogen ze akelig realistisch en extreem menselijk. Afgezien van de kunsthistorische referenties is het werk van Penny er totaal niet mee te vergelijken maar in al zijn bescheidenheid – slechts vijf sculpturen – is het een verademing na het beeldbombardement van Hirst.

(Op de foto’s vanaf links met de klok mee:‘Mickey’ van Damien Hirst in Palazzo Grassi | Self Portrait after Gericault’s Fragments Anatomiques van Evan Penny in de Chiesa di San Samuele | Olieverfschilderij met epoxy coating (waar die is weggekrast ontstonden de ‘vlammen’), onderdeel van de installatie Speaking In Tongues van Paul Benney in de Chiesa di San Gallo)