Op 26 en 27 mei 1995 speelden The Rolling Stones in het voor hun doen piepkleine Amsterdamse Paradiso met de bedoeling om beide concerten op te nemen voor een live-elpee. Omdat er heel veel meer mensen naar binnen wilden dan er tickets waren, werd besloten om het tweede concert, op 27 mei, op grote videoschermen op het Museumplein te vertonen. Daarbij waren naar verluidt 60.000 mensen aanwezig. Ik was daar niet bij want ik moest – altijd al een snob op muziekgebied – niet veel hebben van de overdreven buzz rond wat ik toen (en vijftien jaar eerder trouwens ook al) als een stelletje bejaarden beschouwde. Nee, ik wilde wat anders horen… iets alternatiefs. Toevallig zag ik die ochtend in het Parool enkele Newyorkse gitaarbandjes aangekondigd op een plek met een rare naam die ik nooit eerder had gehoord: de Occii aan de Amstelveenseweg, net achter het Vondelpark. Dáár moest ik dus heen.
De Occii bleek verscholen achter een aftandse houten gevel; aan de deur betaalde ik vijf gulden entree. Binnen trof ik een duister, rommelig, zeg maar gerust armoedig zaaltje met een podiumpje achterin, waarboven drie armzalige, van plakband aan elkaar hangende theaterspots hingen. De sfeer was in alles die van een kraakpand – wat het dan ook bleek te zijn. Afgezien van iemand achter de bar was er verder slechts één bezoeker in de zaal… en daar bleef het bij. Vlak voordat de eerste band begon liep de deurman de zaal in en gaf mij en die andere bezoeker het entreegeld terug: “Het is te weinig om tussen de muzikanten te verdelen, koop er maar een biertje voor…”
Die Newyorkse bandjes vond ik (hoe kon het ook anders) tig keer zo goed als die ouwemannenclub op het Museumplein, maar hoe ze heetten of zelfs maar klonken ben ik intussen al lang vergeten. Maar de naam ‘Occii’ is sindsdien een begrip. Ik loop er de deur niet plat, kom er hooguit een keer of acht á tien per jaar, maar de tent is me zeer dierbaar. Ik heb het er geleidelijk aan zien veranderen van een duister kraakhol in een fijne ontmoetingsplek, gelegaliseerd (gelukkig) maar daarom niet minder autonoom. Licht en geluid zijn door de jaren flink verbeterd, op de muren zit zowaar een leuk behangetje, en die aftandse voorgevel is prachtig gerestaureerd. Het is er regelmatig gezellig druk (en soms zelfs stampvol) maar het oude vertrouwde underground-gevoel is er gelukkig nog steeds. Entree en bier zijn schappelijk geprijsd en van lidmaatschap, verplichte garderobe of andere geldklopperij blijft men verre. De eigenzinnige programmering – zeg maar de betere takkeherrie – wordt sinds jaar en dag verzorgd door gemotiveerde groepjes vrijwilligers; Sjoerd Stolk is de man die de boel bij elkaar houdt. Door de jaren heen heb ik er tientallen goeie concerten mogen meemaken van meer en minder bekende bands in ‘het circuit’, waaronder Arab On Radar, The Ex, Gone Bald, Trumans Water, Grails, Made Out Of Babies, Oxes, Solbakken, De Kift, Lydia Lunch, Space Siren, Zu, Konono no 1, Lightning Bolt, Earth, Thurston Moore en Zea.
In september bestaat de Occii 25 jaar. En viert dat heuglijke feit met fijne optredens van onder meer het duo Danielle de Picciotto & Alexander Hacke (van Einstürzende Neubauten-faam), The Dwarfs of East Agouza (woestijn-jams met nerveuze postpunk-gitaartjes), Mike Watt (Minutemen-bassist met heuse rockopera) en Minami Deutsch (krautrock uit Japan.) Daar ga ik er minstens twee of drie van bijwonen. Sjoerd en co: gefeliciteerd met het jubileum van verreweg de leukste venue van Amsterdam!
[ een bericht van John Prop ]